Het is
maandagavond, kwart over elf. Ik schijn tot twaalf uur keiharde, walgelijke
geluiden (sommige culturen noemen dat muziek) te moeten aanhoren. Het
buurmeisje is jarig, daarom. Van slapen is geen sprake (de slaapkamer ligt aan
de herriekant) en van binnenzitten ook niet omdat het licht bijna ‘op’ is. Dus
toch maar buiten zitten, want daar is gelukkig wel voldoende licht. De keiharde
herrie trotseren en me opsluiten in de herinneringen van vandaag lijkt de enige
mogelijkheid. Een eindje lopen is ook geen optie want de onverharde wegen zijn
aardedonker. En vooral vol kuilen en bulten. En de reserveheup heb ik niet
meegenomen. Het voordeel van dit tijdstip is de weldadige temperatuur, even
boven de twintig graden. M’n hersenen zijn inmiddels redelijk gestold en m’n
oververhitte lijf (tegen de veertig graden overdag) heeft weer een voor de
westerse mens redelijke temperatuur bereikt. Zo, even een slok flessenwater
vermengd met stukjes limoen en de herinneringen worden langzaamaan behapbaar.
De
belastinginspecteur had twee chauffeurs ingehuurd om ons om tien uur naar Bele
te brengen, zo’n twintig kilometer van Nzérékoré, op de rand van Liberia en
redelijk in de buurt van het drielandenpunt Guinee, Liberia en Ivoorkust. We
zouden de school bezoeken. Dat ging zeker door, maar op dát moment konden we
nog niet bevroeden dat het zowat een compleet dorpsfeest zou worden, met
‘schaap’ en al. De oplettende bloglezer zal zich mogelijk herinneren dat we
vorige week een charmeoffensief meemaakten, waarbij ook de belastinginspecteur,
een oom van Lamko, betrokken was. De lezer zal zich mogelijk ook herinneren dat
hij een groot hart heeft voor kinderen. Hij bouwde en exploiteert nu op eigen
kosten de basisschool in Bele. Daar werden we ontvangen. Niet op z’n Hollands
met een bakje koffie (misschien twee) en een plakje cake, maar op z’n
Afrikaans, met ….. lees maar verder.
Maar eerst staken we nog aan in het dorp Bounouma, de woonplaats van een domineesgezin. De domineesvrouw heeft een tijd terug 'microkrediet' ontvangen om een winkeltje op te bouwen voor de onderhoud van het gezin. En dat is gelukt!! Nu heeft de dominee meer tijd om het evangelie uit te dragen.
De kinderen
stonden opgesteld in twee rijen, waartussen we naar het schoolgebouw liepen.
Kinderen in verschillende uniformen afhankelijk van de leeftijdsgroep. In elk
geval kleurrijk. En ze zongen een welkomslied, mooi! We arriveerden bij de
school, althans bij het baldakijn dat vóór de school opgericht was. Groot, want alle kinderen konden zich eronder beschermen tegen de zon. Allemaal op
bankjes, keurig in het gelid. Eerst mochten we veel handen schudden en daarna
met een sleep van leerkrachten een aanverwanten de lokalen bezichtigen. Een
crèche, een kleuterklas en lokalen voor twee oudere groepen. Bij de kleuters
overhandigde Sjoerdtje een blokkendoos en enkele puzzels. Vreemd en nieuw voor
de kinderen en onwennig voor de leerkracht. Ik ben benieuwd wat ze er verder
mee gaan doen. Vervolgens naar een lokaal waar we enkele lesmethodes konden
bekijken en naar een vertrek met de foto van de moeder van de schooleigenaar naar wie de
school genoemd is, de ‘Scolaire Kohou Tonhon Kpaale’. Tot slot naar een aardig
houten gebouwtje (de eerste school) met
twee lokalen, mooi beschilderd met verschillende voorstellingen.
Daarna was
het tijd om te zitten, op de galerij voor de school, in de schaduw, hard nodig
in de brandende zon. Kun je je een bijeenkomst voorstellen zonder drummers en
danseressen? Het duurde maar even of we waren omringd door trommelaarsters en
heupwiegende Bele’se schonen. Met de onuitgesproken bedoeling op enig moment
wat briefjes in de handen te stoppen. Ondertussen werd het later en warmer.
Onze gastheer wist goed te timen en we vertrokken al zwaaiend en handen
schuddend. Waarheen? Naar verrassing twee. Naar een in-aanbouw-zijnd
ziekenhuis(je) niet ver van de school. De bouw is een initiatief van de
aanstaande man van Cecile, de dochter van Lamko en Gerard. We stapten weer
in en reden naar verrassing drie, de woning van onze gastheer. We konden
gelukkig meteen neerstrijken in een groot, beschaduwd prieel. Koel water stond
op ons te wachten. Het prieel vulde zich met allerlei pluimage, waarvan we naar
de verschillende identiteiten konden gissen. Waarschijnlijk allerlei notabelen
(passend woord voor dit dorp) en familieleden. In de tuin had zich verder
allerlei volk met kinderen verzameld, waaronder de inmiddels gearriveerde groep
van roffelaars en danseressen. Met elkaar tussen de vijftig en zeventig mensen.
Het dorp was uitgelopen en uitgelaten.
Het water
was lauw geworden, de gesprekken niet steeds even gemakkelijk in het Frans, het
Mano, het Nederlands en het Engels en het zitvlak beurs. Tijd voor wat anders,
maar dat had onze gastheer al in petto. We stapten in de auto’s en reden door
de nauwe, stoffige en lemen straatjes van Bele naar een van de plantages van
onze gastheer. Verrassing vier. En zeker
niet de minste. Inmiddels waren we even binnengelopen bij een oude man in een
woonhutje met een lemen vloer. Hij zat op de grond, een oom van onze
gastheer met wie we kennismaakten. De plantage bestond uit een verscheidenheid
van ‘akkers’ met koffiestruiken (o.a. de soort Robusta), cacaobomen, palmbomen,
bananenbomen, ananasplanten en rubberbomen, doorsneden met een riviertje met
enkele gammele loopbrugjes. Halverwege onze tocht zagen we tussen de bomen door
enkele rijstvelden in de zon schitteren. We maakten kennis met een werkplaats
waar de palmnoten worden verwerkt tot olie. De schillen van de noten worden
gekookt in water terwijl de olie komt bovendrijven. De resterende kernen van de
noten worden gekraakt en geperst, waaruit vervolgens ook olie wordt gewonnen.
Rubberwinning gebeurt eenvoudig, door het insnijden van de stammen en het
opvangen van de uitstromende rubber in een aan de boom gebonden beker. De
rubber ‘stolt’ in de bekers die van tijd tot tijd worden geleegd. Naast de
bomen lagen verscheidene van dergelijke ‘rubberballen’.
Het
plantagebezoek liep vervolgens uit op verrassing vijf, een fantastische
maaltijd. Maar zover was het nog niet. Ons was wel een schaap aangeboden en het
was wel de keel doorgesneden, geslacht en bereid, maar het eten voor zoveel
mensen was nog niet klaar. En we moesten ook nog bijkomen van de
plantagevoettocht en nog veel water drinken in het prieel en nog echt honger
krijgen en nog zure, misselijkmakende palmwijn afslaan, die door de anderen uit
grote bekers genuttigd werd en nog veel luisteren naar de roffelaars en nog
veel kijken naar de heupwiegers, die inmiddels ook het prieel hadden bevolkt.
Enkele ‘briefjes’ lichter en wat tuitende oren verder, vond uiteraard op het
geschikte moment onze gastheer het welletjes en nodigde ons voor de maaltijd:
heerlijke en kruidige rijst - jawel – met schaapsvlees en schaapslever.
Heerlijk! Onze gastheer en Lamko gingen daarna nog aan de foufou. Niet om aan
te zien, maar het schijnt een lekkernij te zijn.
We schudden nog vele handen
(en we poogden nog telefoonnummers van ‘les amis’ uit te wisselen) en werden
‘en masse’ uitgezwaaid. Het begon te schemeren toen we in Nzérékoré
arriveerden. De walgelijk herrie is nog steeds om me heen, tot half twee, maar
m’n biertje is op en m’n ogen vallen zowat dicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten