dinsdag 10 maart 2020

Terug, donderdag 5, vrijdag 6 en zaterdag 7 maart 2020

Terug vind ik een treurig woord. Terug zit letterlijk in treurig, en zo klinkt het ook. Er blijft nog ‘ri’ over, wat duidt op richting en vertrek. Terug betekent afscheid nemen en je losweken. En dat schuurt en doodt een beetje. Afscheid van mensen die je hebt leren kennen. Mooie mensen en mooie dingen die je niet meer kunt zegenen en belabberde zaken die je niet meer kunt vervloeken. Ik zou wel wensen op twee plaatsen  tegelijk aanwezig te zijn. Misschien later, aan een andere kant van het nu.
Donderdag nog wat regelen over vervoer naar het vliegveld, een blog schrijven boven bij de kippen, wat opruimen, wat scrabbelen, wat lezen (in de ‘Baltische zielen’ van  Jan Brokken), de zon ontvluchten en wat siëstahouden. Vrijdag de koffers verder pakken en nauwkeurig wegen met de elektronische unster van Gerard (anderhalve euro bij de Action in Nederland), zappend kijken naar het Coronanieuws,  het Verkiezingsnieuws en Nollywood en wachten tot 15 uur 15, het moment dat de beide auto’s arriveren.
Maar het zal Sjoerdtje niet zijn om ’s ochtends niet nog een interview te willen hebben met de directeur van de school van Mission Kalima. En zo geschiedde. Mooie vagen over de missie, het christelijk karakter, het ‘klaarstomen’ voor  de maatschappij, de aandacht voor de omgeving, enz. En mooie antwoorden om mee te nemen naar de ontwikkeling van de JDFschool. En het boekje Un vieux chemin renouvelé, over het brede veld van sanitatie voor en door kinderen, promoten en overhandigen.









En zo namen we afscheid van de mensen van Mission Kalima, de gastvrije  ‘missiecompound’ van Paul en Marie Damey, en afscheid van Cecile en van Madeleine.  We namen afscheid van gave mensen en van een gore stad.


We passeerden twee keer een spoorlijn, bij één overgang stond een gebouwtje, volgens ingewijden een voormalig station(netje). Bij enkele verkeersknopen troffen we veel politie aan met spuitkanonnen (en overvalwagens). De vorige dag was bij onlusten een dode gevallen. Voordat we het parkeerterrein bij het vliegveld opreden, werden de auto’s (met spiegels, op explosieven) gecontroleerd. Met veel pakkage liepen we het Aeroport International de Conakry Gbessia binnen.


Vóór het inchecken moesten we een gezondheidsverklaring invullen (een ‘indek’-formulier) in verband met het coronavirus.


Het inchecken ging goed en na het boarden en taxiën, schoot Air France ons de lucht in op weg naar de tussenlanding in Nouakchott, de overstap op Charles de Gaulle in Parijs en de eindstop in Düsseldorf.  




Ongeveer 24 uur na het vertrek van Mission Kalima kwamen we met het busje van René van Dijk aan in Oosterbeek  en Arnhem. We waren blij weer thuis te zijn, in een heerlijk  koele omgeving. Na vijf weken van 35 graden waardeer je weer een Hollandse maartdag van 12 graden. En we hadden nauwelijks tot niet de gevolgen ondervonden van de politieke onlusten in Conakry en het coronavirus in veel delen van de wereld. Halleluja.


En nu de onvermijdelijke, Hollandse vragenserie: Was het nuttig, wat heb je ervan opgestoken, was het mooi, wat waren je ervaringen? Natuurlijk gaat Sjoerdtje nog ‘rapporteren’ aan het JDF-bestuur. Natuurlijk ga ik wat over de ‘publieke ruimte’ schrijven. De publieke ruimte: jarenlang mijn werk en nog steeds mijn hobby.
Maar voor hier & nu wat losse kreten:
Deze ervaringen hadden we niet willen missen.  De ervaringen zijn belangrijk voor het functioneren van het Nederlandse smaldeel van het JDF-bestuur.  We hebben gezien en geproefd wat werkt en wat niet werkt, of nóg niet werkt. We hebben gezien wat functioneert en wat (extra) nodig is. We hebben iets geproefd van de noodzaak van onderwijs. We hebben namelijk heel veel kinderen gezien die niet naar school gaan … en daardoor analfabeet blijven. We hebben gezien en geproefd wat (volks)gezondheid en een vervuilde omgeving is en wat er gebeurt als die ontbreken. We hebben veel armoede gezien en een belabberde publieke ruimte gezien en lijfelijk ervaren.  We hebben gemerkt wat het opleidingsniveau is van leerkrachten en wat de lesinhoud en het lesniveau is. We hebben ervaren wat het is als er geen geld (beschikbaar) is voor instandhouding en onderhoud, ook niet voor scholen.  We hebben overheden gesproken die goedwillend zijn en de JDFschool willen ondersteunen, maar die weinig of geen mogelijkheden hebben.  We hebben allerlei niet-gouvernementele organisaties gesproken die (financieel) willen ondersteunen. We hebben gemerkt dat er een leerplichtwet is, die echter niet uitgevoerd wordt.  We hebben heel veel aardige, zeer gastvrije, meewerkende en goedwillende mensen gesproken en meegemaakt.
Kortom, de reis was boeiend en leerzaam en, maar dat hadden jullie al begrepen, niet toeristisch (:<). 

zaterdag 7 maart 2020

Veel jarigen, woensdag 4 maart 2020

Gelukkig hadden we bij ons vertrek op 3 februari het Nederlands Dagblad van de zaterdag daarvoor meegenomen. Anders hadden we op deze vroege ochtend geen materiaal gehad om slingers te maken. Slingers voor Gerard. Wel niet zo mooi als de oranje en JDF-blauwe  spanbanden die de auto versierden toen Cecile ging verloven in Nzérékoré. Maar wel even creatief, van Sjoerdtje althans. Ze is niet voor niets kleuterjuf (geweest). Poppetjes (Gerardjes) en hoedjes (Parenco-otjes) knippen, zit haar in de genen. Want Gerard is jarig! Hij heeft de bevallige leeftijd van 54 jaar bereikt. Zo, dan weet iedereen dat. En Elodie is jarig. En Jerome is jarig. Dus gelden de hoedjes en de poppetjes, in een andere betekenis (die jezelf mag bedenken), ook voor hen. Een ‘hiep, hiep, hoera’ is op z’n plaats, maar dat merk je later in het verhaal wel. De slinger hing dan wel, maar het was wel even puzzelen geweest om het voor elkaar te krijgen. Ten eerste was mijn schrijfplek ‘boven’ zo gewillig om een stuk touw uit de bouwtroep uit te lenen en ten tweede bleven de hoedjes aan de lijn hangen door een nieuw type lijm, mijn onvolprezen huidzalf. En nu, een dag later, plakken en hangen de versierselen nog steeds.




We zouden vandaag naar (Papa) Patrice, broer van Lamko, om daar Cecile te ontmoeten en een hapje met de familie te eten. Daarvóór of daarná hadden we dan gelegenheid langs het kantoor van Plan International te rijden voor een gesprek en presentatie van de JDFschool. We zouden zelfs nog het ‘echte’ centrum kunnen gaan bezoeken om wat meer idee te krijgen van Conakry aan de Atlantique. Het liep anders. Lamko had geregeld dat Kingboy, een neef van Lamko die in de omgeving van Patrice woont en een bar heeft, als chauffeur zou fungeren. Hij kwam ons ophalen, niet om twaalf uur (wat op zichzelf al laat was, maar vooruit) maar om half twee. En we reden niet naar Patrice, maar naar het huis van Kingboy en maakten daar kennis met de familie. En we bleven daar eten. Wat natuurlijk prima was, maar de gelegenheid om naar Plan Internationaal te gaan, leek al behoorlijk te gaan verdampen. De rijst met de vis smaakte goed, behalve de saus die bij Sjoerdtje en mij bekend staat als een ‘draderig hoopje viezigheid’. We hadden daarmee in Nederland al eens ervaring gehad. Maar Lamko en Gerard kaanden het rustig op. Het eten was gedaan en we bleven zitten, zonder enige aanstalten te maken om naar Patrice te gaan. We bekeken (school)tekeningen van hun zoontje Arture. En ondertussen was het binnen warm, maar ook op het balkon, aangevuld met plasticrook uit de omgeving. Ik zei tegen Sjoerdtje ‘dit trek ik niet’, dus liep ik naar beneden naar de binnenplaats op zoek naar een schaduwrijk hoekje. Of dat een onbewust goed getimed teken is geweest, weet ik niet, maar prompt stond iedereen ook beneden. We gingen ons installeren op het terras vóór de bar van Kingboy en z’n vrouw, aan de straat en in de schaduw. Zo, dat zat heel wat beter, met uitzicht op de meest fantastische, passerende vehikels en wonderen op wielen.
Maar Patrice leek geheel buiten beeld en Lamko zweegstil. Zoals over de diepere bedoeling van deze dag en over het belang van de JDFschool in relatie tot Plan International.
Tegenover ons stond een flat, in aanbouw, met op de begane grond een ‘Guinese Gamma’. Het lijkt zowaar een echte winkel, zonder het stinkende-stalletjes-kraampjes-imago van elders. Ervoor staat een busje met de achterdeur wijd open. Om de halve minuut schuift een man over de stoep met een zak cement op z’n hoofd. Even later loopt hij terug naar de winkel, blootshoofds. Dan volgt een volgende zak. Het lag niet in mijn bedoeling om de zakken te tellen. Even later komt een soort pick-up aanrijden met een opgebouwd ijzeren geraamte. Mannen slepen over een loopplank stapels betonijzer boven op het geraamte. Er ontstaat een ‘ijzeren dak’ dat zowel vóór als achter de auto uitsteekt. Zojuist tevoren was het busje met de cementzakken weggereden, de achterdeur los en allerlei staven betonijzer het busje úítstekend en over het asfalt slepend. ‘Ah’ zei Gerard ‘een handige manier om ze in te korten als je niet over een ijzerzaag beschikt’.


We keuvelden en keken verder én de schaduwlijn kwam gevaarlijk dicht in onze richting. Kingboy haalde wat drinkblikjes uit de bar, naast het wereldwijd bekende cola, een keur aan blikjes met vruchtensappen zoals sinaasappel, ananas, kiwi en zuurzak. Wij focusten ons op de cola omdat we mindere ervaringen hadden gehad met vruchtensappen uit blik. En cola is altijd goed, het prikkelt, is koud en het doodt alle lichamelijke ongerechtigheden mochten die onverhoeds nog zijn achtergebleven.
Lamko praatte honderduit met Kingboy en zweeg-nog-steeds-stil over het bezoek aan Patrice en Plan International. Plotseling stond Cecile voor ons. Zo van: als Mohammed niet naar de berg komt, komt de berg wel naar Mohammed, en dan volgens de christelijke versie. De schoonfamilie schijnt in de buurt te wonen … vandaar. We vertrokken met een witte auto (een andere dan de auto van Kingboy) en een andere chauffeur ergens naar toe. Ik durfde de bestemming niet meer te raden. De bestemming bleek Patrice te zijn, eigenlijk wel ‘jammer’ want nu was de afwijking van het, met ons gedeelde, plan niet totaal. De ommuurde tuin van Patrice was sinds ons bezoek van drieënhalve week geleden nauwelijks veranderd, hooguit wat droger geworden. En wat belangrijk was: Patrice was er en zijn vrouw Madeleine was er. Het was daar heerlijk, in de schaduw van een grote mangoboom, in de wind en bij de mooie gastvrijheid van Patrice en zijn aanstekelijke stem. Twee andere jongens schoven meteen aan. En Madeleine, een zeer spontane en hartelijke vrouw, wat later.


Met de twee jongen hadden Sjoerdtje en ik een gesprek in het Engels over hun studies accountancy en medicijnen en de kleine kans om daarin in Guinee werk te vinden. De ene jongeman, Soko, bleek (als stagiair (?) van de geneeskundige opleiding) gewerkt te hebben op de boot van Mercy Ships in Conakry in 2019. Evenals ongeveer in die tijd ‘onze’ Nico Havinga.
We spreken verder over de stad, hoe de mensen met het milieu omgaan en hoe de openbare infrastructuur functioneert. Ik had een specifieke vraag over het spoorwegnet. Ze kennen wel de spoorlijn(en) in Conakry, maar daar worden alleen bouwmateriaal, mijnbouwstoffen (vooral bauxiet) en andere materialen over vervoerd, zoals naar Kankan in het oosten en vice versa. Het spoorwegnet is naar hun zeggen niet in gebruik voor personenvervoer. Van Lamko begreep ik dat over een klein traject van het spoor in Conakry wel personenvervoer is of geweest is. Overigens passeerden we later op de dag nog een van de spoorlijnen.
De dochter van Lamko en Gerard, Elodie, bleek belangrijk in de gesprekken tussen hen en Patrice en Madeleine. En ze bleek ook belangrijk life voor de telefoon! Elodie heeft namelijk een tijd gewoond bij Madeleine en Patrice, voordat zij evenals Jerome, Cecile en Matthieu naar Nederland kwam.  We zongen samen voor de telefoon uiteraard het ‘lang zullen ze leven‘ en ‘hiep, hiep, hoera’ voor Gerard, Elodie en Jerome!!
De tijd voor Plan International was inmiddels helemaal verdampt … en Lamko bleef stilzwijgen. Maar ze repte wel over een bezoek aan nog een andere broer, namelijk Emile en zijn vrouw Catharine, niet ver hiervandaan. Er moesten teveel mensen in de auto en daarom liepen Cecile, haar vriendin en ik naar het huis van Emile. Meerderen tekenden protest aan; misschien had dat met m’n verse heup te maken. En misschien met gedachten als: gasten gaan met de auto en lopen niet, een blanke man loopt niet met twee zwarte meiden op straat, een blanke moet ‘iets voor zich laten doen’ en niet ‘zelf iets doen’, vergelijkbaar met het dragen van tassen of koffers. Ik weiger daarin mee te gaan en sla een aanbod om de last over te geven dan ook af. Het lopen was een mooi moment om even met Cecile te praten en van gedachten te wisselen.
We kwamen aan bij Emile en Catharine en hun kinderen. Ook heel gastvrije mensen en net als bij Patrice ook onder een mangoboom en in de wind.


Het was een mooie ontmoeting … en het begon te schemeren … en Plan International was inmiddels geheel in het duister opgeslokt. Volgens een of andere vorm van ondoorgrondelijke wijsheid aten we onze avondmaaltijd, bereid door Catharine, niet waar we op dat moment waren, maar bij de bar van Kingboy. Ook goed natuurlijk. We konden daar onze observatie van voorbij rijdende vehikels en wonderen op wielen voortzetten, maar nu bij het schaarse licht van wel of geen koplampen en wel of geen brandende straatlantaarns. Het eten smaakte prima: gestampte agave met vis, komkommer, tomaat en pittige kruiden, afgeblust met Coyah-water. Heerlijk! Inmiddels had ik Guinnessbiertjes en een blikje zuurzaksap gekocht bij Kingboy. Tussen de vissenkoppen en de gestampte agave door had Lamko contact gekregen met een jongeman die zojuist vader was geworden, jawel, vanmiddag om drie uur. Paul en Marie zouden een kraambezoek gebracht hebben als zij niet in Nzérékoré zaten, zo’n 900 kilometer elders. Dus (?) kwam het verzoek aan Gerard en Lamko om even ‘in te vallen’. En dat gebeurde meteen, zowat tijdens de naweeën. Lamko en Gerard kennen de mensen goed omdat zij een jaar geleden getuige waren bij hun huwelijk. De man kwam eerst onze kant op, bij de bar, om ons vervolgens naar zijn huis te gidsen. Zó werkt dat: een tomtom werkt níét, want Conakry kent (nagenoeg) geen straatnamen en huisnummers, dus verzin je wat anders. En dat deed hij. Maar waarschijnlijk had hij de file niet verzonnen waarin we terecht kwamen. We zaten muurvast. En als het verkeer in Conakry muurvast zit dan gaat het alsmaar muurvaster zitten. Want de tweebaansweg wordt opeens een driebaansweg of een vierbaansweg … want iedereen wil verder. En vervolgens zit iedereen elkaar alleen nog maar in de weg. En strepen zijn er niet, ook niet om er als politieagent op te gaan staan en enigszins sturing te geven. Een file in Conakry is met de ramen dicht niet te doen, vanwege hitte en ademnood, en met de ramen open ook niet te doen, vanwege een grote kans op longvergiftiging en gehoorbeschadiging (je weet wel, van die claxonconcerten). Er was maar één conclusie mogelijk: uitstappen en verder lopen, behalve de chauffeur, de pechvogel. De jonge vader zaklampte ons bij op de berm en andere redelijk begaanbare, maar wel oplopende, terreinen en straten. Tot we na tien minuten, vooruit een kwartier, drijfnat van het zweet de poort van zijn woning binnenliepen. En daar zaten ze: een stuk of vijf voor ons onbekenden en de moeder … en daar lag hij, ‘le bébé’, nog zonder naam, want die krijgt hij pas officieel op de achtste dag, op het naamfeest. Maar hij was wel geboren op 4 maart, en dus hadden we vandaag geen drie maar vier jarigen!!!!
De moeder zat erbij alsof het kind een week geleden geboren was, in plaats van zes uur geleden.  Even later liep ze toch de kamer uit. Na diverse fotosessies was het tijd om te vertrekken en zonder file kwamen we bij Mission Kalima aan.




Daarna volgde de meest klamme nacht ooit (30 o), nog versterkt door ontbrekende airco als gevolg van de uitgevallen elektriciteit, badend in het zweet. En ik droomde nat, maar even niet over Plan International.


donderdag 5 maart 2020

Huismussen en hoog bezoek, dinsdag 3 maart 2020


Het was woensdagochtend in een ommezien licht geworden zoals elke ochtend, tussen kwart voor zeven en zeven uur. Dat is nog steeds wennen. Dàt aspect van de natuur zou ik wel willen overbrengen naar Nederland. Om zeven uur zat ik ‘boven’ om over gisteren te schrijven. Boven staat een kippenhok en een jochie was net bezig de kippen te voeren, ‘zijn vrienden’. Heerlijk in de ochtendkoelte, de klamme nacht achterlatend. Gisteren was een huismussendag. De hele dag thuis. Ook niet met Gerard en Lamko mee naar de markt; even geen zon en geen stank. Ik wilde nog wat uitzoeken op het internet over Conakry zoals bezienswaardigheden, de regering, het parlement (assemblée), de spoorwegen, enz. Het duurde nogal even voor we internet hadden en vervolgens leverde de zoektocht niet veel op. Verder deze dag wat lezen en wat scrabbelen. We zien ernaar uit als het vrijdag is en we de stinkende sauna Conakry achter ons kunnen laten. Op dit moment kringelt, nota bene tijdens de ochtendkoelte, alweer plasticrook omhoog. Sorry, ik hoor mezelf mopperen. En terecht. Of niet terecht, want ik zou niet weten wat slechter is voor de gezondheid: fijnstof in Nederland of plasticrook in Guinee. Ik ga er maar vanuit dat hier in Guinee ook fijnstof is en dan schiet de balanswijzer weer de andere kant op. Hoe we de omgeving ook ervaren, de mensen om ons heen zijn vriendelijk en voorkomend. Wat dat betreft ervaren we Guinee als prettig. Overigens trekt een klein kind wel een pruillip als die onze ‘witte koppen’ ziet; is dat even schrikken!
Wat dat mopperen betreft: wij zijn over enkele dagen vertrokkenen, maar de mensen in de stad, vooral de armen, hebben er elke dag mee te maken. Wil de stad echt veranderen dan is er nogal wat nodig, vooral het besef en de wil. We discussiëren er zo nu en dan over wat onze bijdrage aan verbetering zou kunnen zijn, nu we weet hebben van de situatie. Door onze contacten via de JDFschool met de familie van Lamko en met nogal wat mensen op belangrijke posten, zijn er wellicht aanknopingspunten. En misschien kan een (eventuele) vriendschapsrelatie tussen Nzérékoré en Arnhem iets betekenen. Afijn, allemaal gedachten die opflitsen uit onze ervaringen in Nzérékoré en Conakry.
Zo tegen de avond kregen we nog (verwacht) bezoek van een broer van Lamko, Nawa Damey geheten, die óók een broer is van (Papa) Paul. Hij kwam samen met een andere broer James Damey, een politieagent en een chauffeur. Nawa Damey is degene van wie we al eens eerder gehoord hadden toen we drieënhalve week geleden vertrokken van Conakry naar Nzérékoré, namelijk degene die de politieagent op z’n nummer zette, de Ministre de l ’Interieur et Sécurité (zeg maar de Minister van Binnenlandse Zaken en Veiligheid). James Damey is predikant/apostel en hoofd van de Pinkstergemeenten in Guinee (zeg maar de ‘synodevoorzitter’).
Het was mooi kennis te maken en te spreken over onze missie over de JDFschool. Sjoerdtje stelde een vraag over een Franse kinderbijbel. Er is zeker een Franse kinderbijbel. Er is geen kinderbijbel in het Mano, maar wel een ‘gewone’ bijbel in het Mano.

Van links naar recht: politieagent, Gerard, Nawa Damey, James Damay, Paul Damey (Papa Paul), alle drie Damey's broers van Lamko




In het midden van de onderste foto: Marie en Paul Damey

dinsdag 3 maart 2020

De buurt, maandag 2 maart 2020


We praten met z’n vieren over de invulling van de resterende vier dagen in Conakry. Lamko en Gerard hebben de mogelijkheid om allerlei contacten te leggen maar voor Sjoerdtje en mij ligt dat heel anders. Voor ons is het meer ‘de tijd in Conakry uitzitten’ tot we vrijdag naar Nederland vliegen. We moeten er echt enkele keren op uit trekken of iets om handen hebben. Sjoerdtje spreekt met Marie af dat ze een klusje of zoiets kan doen. Ik wil met plezier allerlei klusjes doen in ons gastenverblijf want sommige dingen schreeuwen erom. Maar het enige gereedschap wat hier ligt, is een versleten schroevendraaier en een stompe tang. Toen we in Nzérékoré zaten, waren er genoeg activiteiten op en rond de school, maar hier zitten wij als Nederlanders ‘opgesloten’. We lopen wel wat rondjes door de buurt, maar dat verveelt al gauw. En bovendien loop je geen grote einden vanwege het stof, de hitte en de stank. Het heeft ook geen zin om er met z’n beiden met een taxi op uit te trekken, omdat je de weinige belangrijke punten nauwelijks kunt vinden en ook haast niet op waarde kunt schatten. Bovendien hebben we geen tolk bij ons; dat is hier echt wel nodig met het Guinese steenkolenfrans. Het is hier zó héél anders dan in Europa.

Lamko belt met Plan International, maar krijgt geen gehoor. Dat wordt vandaag waarschijnlijk niks. Dus mogen we onze tijd anders doden. Het idee wordt geopperd om morgen een taxi te huren voor een bezoek aan het centrum van Conakry. Op de heenreis kunnen we dan aansteken bij het kantoor van Plan International en ontdekken of we contact kunnen krijgen.
Verder praten we wat op de galerij, waar zo nu en dan een zacht windje opsteekt voor enige verkoeling. Een vrouw, met een klein kind, zit achter een, voor ons zeer ouderwetse,  trapnaaimachine en is bezig met het naaien van een jurk. Dat doet ze kundig en vlug, volgens Sjoerdtje. We herinneren ons uit de jaren vijftig hetzelfde type naaimachine.




Als de jurk klaar is, pakt ze een strijkijzer om de stof mooi glad te maken. Ze gebruikt een strijkijzer zonder snoer, ofwel zonder 220-prik. Het is een strijkijzer uit grootmoeders tijd met gloeiende kooltjes onder een klapdeksel.

Verder doen we een scrabble, een tetris of een freecel en schuimen internet af, als er al internet is. En dat is lang niet altijd het geval. Verder is er altijd wel wat te schrijven voor de ‘blog’ of ik pak het boek over de ‘Baltische zielen’. Uit nood pakt Sjoerdtje dat boek ook zo nu en dan. Om de tijd te doden, want ze leest het boek al voor de derde keer.
 Tegen de avond lopen we nog een eindje door de buurt. De temperatuur is dan wat gezakt en de zon brandt niet meer in de nek. Het wordt stiller en de wind neemt af, voor zover er enige wind stond. Dat laatste is een nadeel want de nare luchtjes en de stank van brandend plastic en ander afval (gewoon midden op straat) blijft hangen. We passeren, na de school van Mission Kalima, een andere school die ommuurd is en waarop prachtige afbeeldingen zijn geschilderd.


Op datzelfde punt kijken we in een andere richting uit over de vallei, de delta, de moerassen en in de vage verte de Atlantique*.  Op de voorgrond zien we een enorme afvalbult (hoe kan het ook anders) met daarover en doorheen een bundeltje zwarte, duimdikke leidingen. Het zijn waterleidingen, althans één daarvan blijkend uit een koppeltje vogels dat zich te goed doet aan dunne spuitende waterstraaltjes.



Wie weet wat er onderweg nog meer met de waterleidingen  gebeurt … een vraagteken bij een stabiele volksgezondheid? Dan maar liever geen centrale waterleiding en wél een eigen waterput met citerne. En … waarom liggen de waterleidingen niet veilig beschermd in de grond? De reden is vaak eenvoudig, omdat er een rotsbodem is, omdat bij heftige regenval veel grond wegspoelt, omdat veilige aanleg duur is, omdat … wie het weet mag het zeggen.
 We liepen nog een stukje verder een wat bredere straat door, de straat die achter Mission Kalima loopt.


Aan de rechterkant een Moskee, aan de linkerkant een vuilnisbelt en verderop aan weerszijden van de weg enkele lange en hoge muren, met daartussen twee kleine goaltjes, ongeveer tweeëntwintig in alle opzichten zwarte jongens en een nagenoeg kapot getrapte bal. Mooi om de jongens fanatiek bezig te zien. Een applausje van ons was op z’n plaats.


Met een boog liepen we richting huis en belanden zowaar op een asfaltwegje! Ook een uitstekende plek om te voetballen, maar nu even niet. Wel een schare kinderen die op de foto wilde. En er kwamen steeds meer. Sjoerdtje liet hen het resultaat zien.


Vlakbij huis sprak Sjoerdtje enkele vrouwen aan om er achter te komen welk meisje haar geholpen had toen ze onderuit gegleden was.

*) Conakry ligt met ruim één miljoen inwoners op een smalle landtong in een delta van meerdere riviertjes. Aan beide kanten zie je de delta in de vorm van riviertjes en uitgebreide moerassen. Wonder boven wonder hebben we geen last van allerlei muggen, waarschijnlijk omdat de regentijd nog niet is aangebroken. De stadse strook loopt via een smalle hals uit op een ‘knobbel’, geheel door de Atlantique omgeven. Dat is het kloppend hart van Conakry met de haven, meerdere ambassades, centrumfuncties, de grote kerk (Cathedrale Sante Marie), restaurants, hotels, bars, het nationale museum, enz. Vóór de ‘knobbel’ ligt, in de Atlantique,  een sinds lang (?) uitgebluste vulkaan. De restanten van de vulkaankrater verheffen zich nog juist boven de zeespiegel en vormen samen een van de zeer weinige toeristische trekpleisters van Guinee. Misschien dat we daar nog een bezoekje brengen, maar de informatie over een dienstregeling is zo belabberd, dat de kans klein is om het toeristisch wonder te bezoeken. De verbinding tussen het achterland en het centrum bestaat uit een snelweg (N1) en een parallelle dubbelbaansweg.  Vlak naast de A1, halverwege het achterland en het centrum, ligt het vliegveld, met de enige landingsbaan parallel aan de N1, onze lifeline.
Verder loopt er nog een spoorlijn die zich iets buiten het centrum splitst in een lijn naar Kankan in het oosten en naar Fria in het noorden. Op het internet is geen informatie over de lijn en stations te vinden. Ook is het lastig om ter plekke enige informatie te krijgen.

maandag 2 maart 2020

Kerken en geen verkiezingen, zondag 1 maart 2020


Dus geen verkiezingen. Wel een kerkdienst die ik verzuimde vanwege de herrie en de warmte. Ondertussen ben ik wel naar de katholieke kerk gelopen, een straat verder. De kerk zat stampvol en  de muziek was dragelijk, wat betreft decibels en muziekkeus. De kerk was niet alleen stampvol, ook buiten zaten veel mensen op muurtjes, balustrades, stoeltjes en op de grond (op een kleedje vanwege alle smerigheid die er ligt).  Zo’n 200 mensen buiten. Een mooi gezicht. 



Verder had ik het wel gezien … en liep weer terug. Lamko, Gerard en Sjoerdtje kwamen (veel) later ook terug. Ze hadden avondmaal gevierd. Kinderen worden ongeveer met hun tiende levensjaar gedoopt en vieren dan ook het avondmaal mee. Paul ging voor in deze dienst.


Op het eind van de middag liepen we een rondje in de omgeving van Mission Kalima om even ‘los te lopen’, na een nogal zittende dag. Even goed de straten in de gaten houden, want door het ontbreken van straatnamen en door het grillige verloop van de meeste straten, ben je zo de richting kwijt. Wij schenen redelijk verstandig te zijn en waren met krap een uurtje weer terug. De meeste woonstraatjes lijken vuilnisbelten. 



Daarna liepen we met z’n vieren naar een zus van Lamko. Zij woont enkele straten verderop, dus leken de benen een goed vervoermiddel. Maar helaas niet voor Sjoerdtje. Ze slipte, op de slippers, op los zand op de rotsbodem en plof, daar lag ze. Het leek erger dan het was omdat ze onder het rode aardestof zat. Prompt stond er een meisje bij Sjoerdtje met een emmer water, zodat ze het ergste vuil kon verwijderen. Ontzettend aardig! We waren haar en een jongetje, beiden met een emmer water, juist daarvoor gepasseerd. Sjoerdtje en ik gingen terug naar huis en Lamko en Gerard konden met een gerust hart doorlopen naar de zus. De ‘schade’ viel inderdaad mee: douchen, de jurk wassen en een gevoelige plek op het zitvlak.
’s Avonds gingen Gerard en Lamko, samen met Paul en Marie, nog op bezoek bij een andere zus. Wij bleven thuis voor een scrabbeltje.  Morgen hopen we een bezoek te brengen op het hoofdkantoor van Plan International te Conakry. In Nzérékoré hadden we het regiokantoor bezocht, met het verzoek contact te leggen met het hoofdkantoor in Conakry. En verder zullen we wel zien wat de dag ons brengt.


Dat was me even schrikke(le)n, zaterdag 29 februari 2020


Het belooft een relaxte dag te worden. Dat is wel even schrikken na de reis vanaf Nzérékoré. Ik zat al vroeg boven. ‘Boven’ is de nog niet afgebouwde bovenetage waar Paul een ontmoetingsruimte heeft bedacht. De pijlers staan overeind en het dak is klaar. Er zijn geen muren (en geen ramen) en die komen er misschien ook niet. Wel balustrades. Een open ruimte vierhoog, waar het altijd waait en waar je altijd een schaduwplek kunt vinden. Tenminste, als er ruimte is. Ik heb zojuist een plekje kunnen ontdekken tussen de ongelofelijke bende van bouwmateriaal en bouwafval. Als de bouwers iets gebruikt hebben, laat ze het gewoon om zich heen vallen. Maar, ik zit en de plek als zodanig geeft voldoende inspiratie. Dus is een bladzijde in het schrift, dat ik in Nzérékoré voor een euro heb gekocht, gauw geschreven.


We zijn nog even naar de hoofdweg gelopen om wat etenswaren in te slaan bij de kraampjes en winkeltjes. Het was er druk, vol en zweterig en het stonk er enorm. Een plek om snel weer te verlaten. In Nzérékoré zagen de winkeltjes er veel beter uit.
De trouwdienst begint. Dat wil zeggen, dat ik het idee heb dat de trouwdienst begint. Er is een voorprogramma met snoeiharde muziek, zodat ik redelijk vaak even ontsnap naar het schoolplein, grenzend aan de kerk. Het voorprogramma stopt en de eigen band begint te spelen, ook snoeihard. Eindelijk komt het bruidspaar in zicht, voorafgegaan door enkele mooi geklede jongens en meiden en begeleid door opzwepende muziek, gezang, handgeklap en dans. 





Dat duurt wel even, maar eindelijk wordt het stil en neemt Paul het woord. Hij preekt over de verhouding tussen man en vrouw, een ‘verrassing’. Ondertussen loop ik even weg, nu vanwege de lange preek en de warmte, en dan volgt het ringschuiven en de handoplegging, onder veel ‘halleluja, amèn, amèn’. Een heel  uitgebreide ceremonie, ook dat is Afrika … er komt geen eind aan.
Het schoolplein was ingericht met tafels en stoelen met op een verhoging de tafel van het bruidspaar. En er was een baldakijn opgericht, gelukkig, tegen de zon. Ook voor ons was een plek gereserveerd om mee te eten. Lekkere rijst met vlees en élk een eigen bord met bestek. Plus veel water én een blikje mangosap. Die sap viel niet lekker … maar een uurtje later was die (er) uitgewerkt en zat ik weer ‘boven’.

Mission Kalima, vrijdag 28 februari 2020


De doorwaakte nacht op vier wielen eindigde weldadig op een strak gespreid bed in huize Mission Kalima. De koffers stonden op de kamer en de belangrijkste spullen diepten we eruit op. Toen … heerlijk slapen. Niet eens zo lang, tot een uur of twaalf. Daarna wat opruimen, de inhoud van de koffers herschikken en allerlei apparaten opladen. In de loop van de middag was er weer stroom. Zo gaat dat. Een deel van de dag is er stroom. Bovendien was er nog een stroomstoring. De apparaten kunnen er nu weer even tegen.
Komende zondag is het verboden om in Conakry gebruik te maken van gemotoriseerd verkeer. De hele dag, althans tijdens de openingstijden van de stembureaus. De herinnering aan de autoloze zondagen in 1974 in Nederland kwam boven drijven.  Ik heb (nog) niet kunnen achterhalen wat de reden daarvoor is. Het betekent dat er geen kerkdienst is op zondag, maar alvast op zaterdag. De verwachte trouwdienst in de kerk van Mission Kalima is op zaterdag. De voorbereidingen daarvoor zijn volop gaande. Dat merken we bijvoorbeeld aan het weghalen van meubels (gelukkig niet alle) uit ons gastenverblijf.
Deze avond sijpelde het bericht binnen dat de voorverkiezingen voor de presidentsverkiezingen twee weken zijn uitgesteld. Wat de redenen daarvoor zijn, kunnen we alleen maar naar gissen. Bizar, één dag voor de verkiezingen. Dat zou in Nederland ondenkbaar zijn. 


De complotgedachte is dat de zittend president nog wat meer tijd nodig heeft om de assemblee naar zijn hand te zetten, met als doel te stemmen vóór een grondwetswijziging die hem in staat stelt zich voor een derde termijn als president kandidaat te stellen. Nu heeft hij die mogelijkheid nog niet omdat de meerderheid van de assemblee tegen zo’n grondwetswijziging is. De kans is groot dat de komende weken een machtsspel gespeeld gaat worden. En bij machtsspelletjes in deze regio is intimidatie (en geweld) niet persé uitgesloten. Hoewel, Guinee is de afgelopen jaren een redelijk stabiel land gebleken. We zullen zien. In elk geval is, ondanks alles, Jezus is Koning! Een en ander betekent dat de wekelijkse kerkdienst toch op zondag is.
Sjoerdtje en ik raakten in gesprek met Paul (halfbroer van Lamko), de eigenaar, ontwikkelaar en bewoner van Mission Kalima. Het gebruik is om hem Papa Paul te noemen, hij is een papa (een gezaghebbende vader) voor de familie en voor de pleegkinderen en studenten op de Mission. Hij woont hier met zijn vrouw Marie.
Paul was zojuist teruggekomen uit Stuttgart waar hij had deelgenomen aan een conferentie over missionaire activiteiten van het Gospel Forum, een grote, ongeveer 4.000 leden tellende kerk in Stuttgart. Hij vertelde dat hij zeventien jaar geleden, na zijn studie natuurkunde, via een pastor van Gospel Forum tot geloof was gekomen en Jezus als zijn Heer had aangenomen.  Vanaf dat moment vatte hij de roeping op om in zijn  land Guinee het evangelie vorm te geven in woord en daad. Zo begon hij Mission Kalima (Kalima betekent Woord van God) in een buitenwijk van Conakry. De missiepost is inmiddels uitgegroeid tot een ‘dorpje’ van gastenverblijven (in een waarvan wij bivakkeren), een woning, een basisschool, een ziekenhuis, een crèche en een kerk. Inmiddels bestaat Mission Kalima uit ongeveer 50 locaties in geheel Guinee en enkele in Senegal en Mali. Op onze heenreis naar Nzérékoré hebben we de locatie in Macenta bezocht. We hebben toen gegeten bij Mark, onze chauffeur van toen en bij het gezin van zijn  vader die daar predikant is. Mark volgde de predikantenopleiding op Kalima in Conakry. In Nzérékoré zijn vijf locaties van de missie, waaronder een ziekenhuis. Paul is een man aan wie God veel gaven heeft gegeven, zoals luisteren, coachen, preken en leidinggeven. Een basisaanpak van de missie is coaching, ofwel discipelen opleiden die op hun beurt weer discipelen begeleiden. Een oudere student coacht een jongere student. Een leider leidt een nieuwe leider op. Zo zijn we getuige van een mooi verhaal over Gods werk in dit deel van Afrika.
We praten ook over de politiek en over de malaise waarin het land verkeert. Paul laat zien dat de malaise zeker heel grote economische en politieke vormen kent, die echter gebaseerd zijn op geestelijke malaise op alle niveaus. De mainstream van de leidinggevenden in Guinee is niet uit op het welzijn van de mensen, maar op behoud van macht en op betere posities voor zichzelf dan voor de bevolking. Er is een verandering van de geestelijke gesteldheid (mindset) nodig. Daarna kan, als uitvloeisel daarvan, ander herstel intreden.
Paul beschreef twee voorbeelden van egoïstisch handelen, een met ‘grote’ en een met ‘kleine’ gevolgen. Het ‘grote’ voorbeeld betreft de gang van zaken rondom het vliegverkeer in Guinee. Tot voor kort (wanneer weet ik niet precies) waren er meerdere binnenlandse lijnvluchten op steden in Guinee, zoals Labe, Kankan, Nzérékoré, Kissidougou en Faranah. Inmiddels is er geen enkele lijnvlucht meer en liggen de vliegvelden er ‘werkeloos’ bij. Alleen het vliegveld van Conakry, de hoofdstad, heeft internationale vluchtverbindingen. Nzérékoré had indertijd ook een internationaal vliegveld. De binnenlandse lijnvluchten zijn opgeheven, want Guinee heeft geen vliegtuigen meer. Dat heeft al met al grote gevolgen gehad voor de ontwikkeling van de economie en de werkgelegenheid en voor de verplaatsingsmogelijkheden van de inwoners, vooral de ouderen. En alternatief vervoer is er nauwelijks: geen spoorlijn tussen Conakry en Nzérékoré, als tweede stad van het land, een krakkemikkige spoorlijn (een ‘spoorlijk’) tussen Conakry en Kankan, alleen bestemd voor (enkele) bedrijven, en de zeer slechte toestand van de wegeninfrastructuur.
En wat is de reden van zo’n besluit? Dat is gissen, maar het gaat op een duistere manier om een spel van macht, buitenspel zetten van oppositie en om corruptie. Wie het vatten kan die vatte het.
Het ‘kleine’ voorbeeld betreft Paul zelf. Hij reist veel naar het buitenland voor Mission Kalima en telkens heeft hij visa en wat niet al nodig. Daar zijn geen standaardtarieven voor. Hij moet telkens rekening houden met de luim van degenen die de papieren afgeven, zodat er veel geld ‘geschoven’ wordt. Je kunt het ‘kleine corruptie’ noemen, maar het heeft de hele maatschappij doordesemd.  Hetzelfde geldt voor ons akkevietje op de dag van vertrek uit Conakry naar Nzérékoré toen een politieagent ons staande hield voor een vermeende overtreding en hij daarvoor geld (20 euro is veel geld in Guinee) wilde zien.
We kennen het land niet of nauwelijks. Toch heeft onze werktrip ons veel contacten en gesprekken opgeleverd, zodat we misschien enig idee hebben gekregen van de binnenkant van Guinee. De meest opvallende voorbeelden van egoïstisch of onverantwoordelijk gedrag die we zagen, zijn:
-        - weinig goede voorbeelden (we hebben ook goede gezien)
-        - geen verantwoordelijkheid voor een schone omgeving en voor het milieu (woonstraten zijn vuilnisbelten)
-       -  het recht van de sterkste in het verkeer
-        - zelfverrijking, corruptie
-        - het weinige (?) geld in verkeerde zaken steken: nieuwe wegen maar geen onderhoud, wel een leger aan controleposten maar geen aandacht voor wegen en verkeersveiligheid, luxueuze lichtmasten met zonnepanelen waarvan nog geen kwart goed functioneert,
-        - voorbeeld van vandaag: op de TV liet de regering zien dat zij een nieuw schooltje had gebouwd voor een bedrag van 100.000 euro; wij weten dat zo’n schooltje kan worden gebouwd voor niet meer dan 20.000 euro; welke strijkstokken hangen er allemaal tussen?

Zo, het is bijna half elf en bedtijd. Even later val ik evenals Sjoerdtje als een blok in slaap. Dat mag ook wel na de voorgaande doorwaakte nacht.

Terug naar Conakry, donderdag 27 februari 2020


De vorige avond was de taxi gebracht. De eigenaar van het taxibedrijf had een deal gemaakt met Lamko over onze trip naar Conakry. Een mooi bedrag voor een mooie en vooral ruime auto. De eigenaar huurt vervolgens een taxichauffeur en auto in om de rit te maken. De betreffende taxichauffeur had gemerkt dat hij ‘blanke’ mensen zou gaan vervoeren. Hij wilde daarom een hogere prijs bedingen bij de eigenaar van het taxibedrijf. Maar die wilde daarin niet meegaan. Vervolgens kregen we een andere chauffeur, waarmee hij kennelijk wel kon dealen. De chauffeur was er al vroeg om de koffers op de imperiaal te laden.  Dat is specialistenwerk in Guinee, vooral vanwege de ‘goede’ wegen. Uiteindelijk pasten de ongeveer tien koffers ruim op het dak. Een schijntje als je ziet wat andere taxi’s vervoeren. Alles werd goed vastgesjord, met bovenop de reserveband (geen reservewiel).
We stapten in. Cecile achter de vijfde deur, prima geïnstalleerd op talrijke kussens, Lamko, Gerard en Sjoerdtje op de achterbank en ik met  de lange benen en de ‘lastige heup’ naast de chauffeur. Het was half acht, de start van 900 kilometer over de mooiste wegen van Guinee. Zie ook het Tv-programma ‘De gevaarlijkste wegen van de wereld’. We baden samen met Vivianne, Jefson en Emmanuel voor de mooie tijd in Nzérékoré en om zegen en bescherming tijdens de reis. Vanaf nu mag Emmanuel, onze huisgenoot in de ‘garage’, op het huis passen. Emmanuel, een aardige, hulpvaardige en betrouwbare kerel.


We werden uitgezwaaid door de buurtkinderen. Die zagen we dagelijks rondhangen bij hun huizen /het stugge, warrige en kroezige haar van de Guinesen.  Sjoerdtje was de lieveling van Marie en ik de stoere vriend van Antoine. Mooie momenten. Maar ook goed wanneer Lamko hen in het Mano op een geschikt moment wegstuurde.
We hebben een goede tijd gehad met Vivianne en Jefson. Vivianne onvermoeibaar in haar goede aandacht voor ons, het aansturen van de meiden om het huis schoon te houden, eten te koken en onze was te doen. Altijd even vriendelijk. Dochter Hélène, de naaister, de stille kracht en de harde werker op de achtergrond. Dochter Delphine (Phine), de scholier, ook een goede werker en altijd in voor een praatje en een geintje. Ze liet ons haar schoolresultaten zien, puik! Vivianne ook vol aandacht voor de JDFschool. Zij is voorzitter van het bestuur JDF-Guinee en tevens tijdelijk directeur. De zoektocht naar een directeur gaat nog starten. Omdat Vivianne zelf leerkracht is (op een andere school die wij ook bezochten), geeft zij ondersteuning aan de leerkrachten en was zij gesprekspartner van Sjoerdtje. Jefson, een aardige en goedlachse man, die tijdens ons verblijf heel wat wegen gebaand heeft. Een man die gemakkelijk contacten legt met mensen op alle niveaus. Hij heeft als landelijk coördinator van het Rode Kruis (Croix Rouge) een enorm netwerk. We hebben bijna dagelijks contact gehad om van alles te vragen. Hij was onvermoeibaar om alles in het Engels uit te leggen. We danken hen beiden heel hartelijk. En via de e-mail zal het contact zeker in stand blijven.
Vivianne en Lamko poseerden nog even, zusjes of niet?


We vertrekken en spoedig worden we omgeven door een stof- en zandwolk vanwege passerende auto’s. Het was nog heerlijk koel, en bewolkt! Onze eerste stop was net voor Macenta, zo’n 120 kilometer na de start. Even de benen strekken. 


De volgende stop was in Kissidougou, zo’n 170 kilometer verder. Die tweede stop was echt nodig na de wanhopig slechte trajecten ten oosten en ten noorden van Guékédou. Van rechts naar links en vice versa slingerend, om nog enigszins vooruit te komen. Soms tegenliggers aan de linkerkant (dat schijnt gebruikelijk) en dan weer aan de rechterkant. Dan weer een stuk door de berm, om de auto niet total-loss te laten raken, en dan weer een pad kiezend om toch wat sneller vooruit te komen. 


Guékédou zelf ziet eruit als een tandeloze, tabakspruim kwijlende, grijsaard. Stonden er eerst nog talloze winkeltjes, huisjes en kraampjes, nu waren ze allen afgebroken tot een bepaalde onzichtbare grens. Je zag veel gebouwtjes deels overeind staan, ogend als gapende, uiteengereten wonden. 


Veronderstellend (?) dat de rest van het gebouwtje wel op particulier terrein staat. En, overal puin en vuil.  Waarom deze  actie? Men is bezig de weg te vernieuwen en dan moet kennelijk alles verdwijnen wat in de weg staat. Alle bouwseltjes stonden er illegaal, begrepen we. Ze werden gedoogd. Hoe het ook zij, voor de meestal zeer kleine neringdoenden is het een ramp. Ik weet niet of ze gecompenseerd worden. Die kans zal beslist niet groot zijn. Guékédou is een stadje van redelijke omvang, meer nergens in het centrum en direct daarbuiten zag je ook meer één stukje asfalt. Wel een aaneenrijging van kuilen. We hopen het beste voor Guékédou, maar het nagenoeg ontbreken van wegenbouwmachines en werknemers, over een traject van ongeveer 50 kilometer, doet vermoeden dat de ellende nog lang zal duren. Sjoerdtje opperde dat ze nooit meer zal klagen over de wegen in Nederland. En zo zij het.
Zo’n 25 kilometer voorbij Guékédou veranderde de weg plotseling in een ‘normale’, zeer goed begaanbare Nederlandse 80-km-weg. Zeer luxueus met strepen en duidelijke verkeersborden, gelukkig veel minder dan in Nederland. De dorpen werden goed aangegeven met plaatsnaamborden. De buitenste stroken, aan weerszijden van de weg, werden gebruikt voor het uitspreiden van ongepelde rijst. Een mooie effen en schone plek om rijst te laten drogen. Zo nu en dan zagen we vrouwen de rijst bij elkaar of uit elkaar vegen om de zon beter toe te laten. Vergelijkbaar in Nederland met het schudden van gras om het beter tot hooi te laten drogen, al gebeurt dat tegenwoordig veel  minder of misschien wel helemaal niet meer. Op de komgrenzen van de dorpen, en soms er tussenin, waren ‘stevige’ drempels aangelegd om het verkeer af te remmen. Die zijn écht effectief. Je moet stoppen om ze vervolgens voorzichtig te passeren. Iedereen doet dat ook: de voorwielen tegen de drempel, er overheen en vervolgens niet snel optrekken, want anders krijg je nog een klap als de achterwielen passeren. Kom daar in Nederland eens om, en dan ook nog op een 80-km-weg, waar je overigens gemakkelijk 120 kunt rijden.
De streek tussen Guékédou en Kissidougou en vervolgens tot Faranah is een gebied met veel ‘originele’ ronde woonhutten (kralen) met daken van grassen en palmbladeren. De ruimte tussen de kralen is van leem. Er scharrelt van alles tussen de kralen: kinderen, kippen, koeien, schapen, enz.


Langs de weg is geen afrastering of hekwerk. We moesten meerdere keren uitwijken en stoppen voor overstekende schapen en koeien.  En overal vuurtjes: drie stenen met een pan erop en vooral veel rook. De omgeving van de dorpen is op veel plekken zwartgeblakerd, met hier en daar groene ‘spruiten’ boven de grond uit stekend. Over zo’n twee maanden begint de regentijd zodat de grond vrij is voor de nieuwe gewassen. De dorpen zijn  zeer eenvoudig en de bevolking is arm.  De ruimte tussen de kralen is schoon vergeleken met grotere dorpen en steden. Globaal kun je misschien stellen dat het buitengebied schoon is en dat de dorpen en steden smerig zijn, volgens onze observaties op het traject Conakry - Nzérékoré en op onze ritten rond Nzérékoré. Het landschap is meestal mooi met veel soorten bomen. In de gebieden waar meer mensen wonen, worden meer bomen gekapt en is het landschap opener. In Guinee zijn verscheidene beschermde natuurgebieden (forêts classée). Het is een fantastisch gezicht om, vooral in een meer open landschap, de palmen boven de omgeving te zien uittorenen.
We naderen Kissidougou voor een tankstop, een sanitaire stop en een lunchstop. We eten rijst met vlees, een gebruikelijk menu. Twee grote schalen met zes lepels … en zo redden we ons. Prima eten in een plaatselijke eettent, opgebouwd van wat balken en een plaatstalen dak tegen de zon en de regen. Achter in de ruimte is het donker, maar niet te donker om geen slapend kind te kunnen onderscheiden, met op de achtergrond wat opgestapelde bankjes en rommel. Ik had het eten snel verorberd want het was geen pretje om na zo’n lange autozit vervolgens op een laag houten bankje te gaan zitten. Het was meer de tijd voor strek-, buig- en knie-oefeningen.
We togen verder, op naar Faranah, 140 kilometer verder, het stadje waar we de rivier de Niger passeerden (zie ook verhaal van de heenreis). Het traject tussen Faranah en Mamou is meer bebost maar ook meer misselijkmakend. Een beroerde weg met beroerde mensen tot gevolg, althans als ze geen antimisselijkheidspillen hadden genomen. Maar, dat hadden ze wél. De misselijkheid bleef gelukkig uit, maar het optrekken, afremmen, slalommen, hobbelen en schudden bleef. Ronduit een ellendig traject over zo’n 200 kilometer. De zon begon al naar de kim te neigen en korte tijd later was het donker. Door de schaduwwerking van de koplampen op de kuilen leken deze dan weer dieper en dan weer ondieper dan de werkelijke diepte waardoor het afremmen wisselender gebeurde, vooral niet beter voor de maag. Mamou leek eindeloos ver. Maar toen toch ineens, in de buurt van Mamou, allerlei stalletjes en winkeltjes langs de weg, met veel geparkeerde auto’s, meestal zogenaamde bushtaxi’s, zoals de onze en wel met nummer K 4445. ’t Is maar dat je ’t weet. Inmiddels hadden we totaal zo’n … kilometer gepresteerd. Het duurde echt wel even om alle zitpijn kwijt te raken door heupbewegingen, strekken, kniebuigingen, enz. wat de lachlust van sommige kinderen opwekte.
Er waren nogal wat kinderen op de been in de late avond en nog actief met spullen aan de man te brengen, zoals bananen, zakjes water, snoep en wat niet al. We schoven aan op een bankje voor een banaan, een stokbroodje met mayo en een blikje cola. Weer van die onooglijke en harde bankjes, waarvan de derde laag plakplastic al danig aan het verslonzen was. Naast ons zat een vrouw met wat kinderen om haar heen te eten uit een bak rijst. Het ene kind scharrelend en twee anderen slapend op een bankje … in de herrie en de stank van passerende auto’s. Als kind ben je niet op die plek en op die tijd omdat het zo goed voor je is. Er moet geld verdiend worden al is het maar 200 francs (= 2 eurocent). En er lopen veel kinderen. Iets verderop staat een chauffeur een band te verwisselen, bij een ‘bandenbedrijf’. Geen Quick-fit, maar een vuil en donker hoekje onder een stuk plaatstaal met een stuk of wat halfversleten banden die nog best een tweede of derde leven meekunnen. Een knul was bezig een band van de velg te verwijderen met een soort stootijzer en een hamer. De band werd vervolgens om de velg van de taxi gelegd. Tussen de auto’s scharrelde een jochie, die misschien wel onbewust had begrepen een kind te zijn, met een ijzeren vrachtautootje aan een touwtje, een dierbaar bezit. En in het donker van de avond en bij de schemerende lampenpeertjes van de winkeltjes en de eettenten, spookachtig langs geparkeerde en rijdende auto’s. Een passerend pareltje in een bizarre omgeving. Onze chauffeur had van zijn taxi een voorwiel losgehaald voor controle. Of alles meer of minder goed was, weet ik niet maar we zijn veilig aangekomen in Conakry, waar ik op dat moment overigens nog geen weet van had.
We reden, met redelijk hersteld zitvlees, verder naar Kindia over zo’n 140 kilometer. De tocht was lastig, maar het ging. Bij Kindia weer een stop met de gebruikelijke lichaamsbewegingen. Het traject voorbij Kindia was rampzalig, hoewel redelijk beperkt in lengte, zo’n 100 kilometer. Het punt was meer dat, in mijn herinnering van de heenreis, dit wel een redelijk traject leek. Het geheugen liet me kennelijk in de steek. Bovendien bleek het herstellend vermogen van het zitvlees steeds kleiner te worden. Bij de vele momenten van optrekken en afremmen leek het steeds vaker dat de maag begon op te spelen. Zeker op momenten dat de ogen dichtvielen … en dat gebeurde steeds vaker. Maar bij de momenten van ‘open ogen’ bleek de misselijkheid toch nauwelijks aanwezig. Tussendoor had ik overigens nog wat pilletjes geslikt. Misschien toch met enige hallucinerende werking?
En toen ineens reden we de vierbaans highway van Coyah naar Conakry op, de laatste 30 kilometer overbruggend. Wat een weldaad. Tot slot nog een binnendoorntje in Conakry, met een bonte verzameling van asfalt en leem, naar een benzinestation. Niet om te tanken maar om Cecile over te dragen aan iemand van haar schoonfamilie, een zwager. Inmiddels was de nacht overgegaan in ochtendschemering. De laatste loodjes brachten ons zo rond zeven uur bij Mission Kalima. Het was licht geworden, op vele manieren, en we hadden er na Nzérékoré zo’n 24 uur opzitten. Halleluja!

Shovelsoap, woensdag 26 februari 2020


Het programma van de resterende dagen van ons verblijf in Nzérékoré is helemaal omgegooid. De shovel komt niet aanstaande vrijdag maar vanochtend, vroeg. We zijn om kwart over acht op school maar er is geen shovelmachinist te bekennen. Zo rond tienen komt hij nog eens aankakken. Met een machine die de grootste kolenmijn nog zou verslaan in het uitbraken van stinkend zwarte stof. Niet alleen uit de uitlaat, hoewel die wel bedoeld lijkt te zijn voor uitlaatgassen, maar ook uit het motorhuis zelf. Ik zei tegen Gerard ‘Meteen het werk stilleggen wil je geen milieupolitie en Arbo-controleurs op je dag krijgen’. Geintje … we zijn in Guinee. En daar maakt het niet uit of je longen op je dertigste compleet verrot zijn. Geen geintje. Er moet immers geld verdiend worden? Je moet toch leven? En zo is dat. Dus was, zolang de motor draaide, de hele omgeving van de school en het Quartier Bethanie vergeven van de stank en kankerverwekkende stoffen. Er liepen zo’n veertig kinderen rond.


Gerard en ik hadden de werkzaamheden goed voorbereid. Tevoren het terrein ingemeten, de hoogteverschillen vastgelegd en daarvan een kaartje gemaakt en een tekening gemaakt van de nieuw te maken terreinsituatie en het grondverzet. Aan de hand daarvan hadden we deze ochtend de paaltjes geplaatst en aangewezen aan de machinist. Zo wist hij precies wat hij moest doen. Al gauw had hij laten weten dat de paaltjes afweken van wat hem dagen eerder verteld was.  Dat zou kunnen, maar de paaltjes in het terrein waren duidelijk genoeg. Daaraan had hij zich te houden. Enkele uren later bleek dat de machinist toch vasthield aan zijn eerdere idee … waarom mag Joost weten. En dat was ook ongeveer het moment dat de shovel stopte, zo om en nabij twee uur. Mooi moment om even te pauzeren.
Ondertussen had Sjoerdtje goede gelegenheid een tekenles te geven. In het lokaal waren de kinderen redelijk beschermd tegen de uitlaatgassen. We ontmoetten ook ons sponsorkind met de vader.


En we hadden nog een discussie over de aansluiting van de dakgoot van het toiletgebouw op  de citerne. 


Inmiddels deden Gerard en ik enkele klussen en was ik bezig met het typen van de blog van de voorgaande dagen. Vervolgens waren Lamko en Sjoerdtje samen met Jefson naar de markt getogen in het centrum. De ‘pauze’ moest al  lang voorbij zijn, maar het schoolterrein hulde zich nog steeds in stilte. De kinderen waren ook al lang naar huis. 
Het zal ongeveer vijf uur geweest zijn toen Sjoerdtje en Lamko terugkwamen van de markt. De machinist kwam meteen naar Lamko toe om haar in het Mano te laten weten dat hij geld nodig had voor dieselbrandstof. Wat was het geval? Hij was niet gestopt om te pauzeren, maar omdat de brandstof op was. En was vervolgens op z’n krent gaan zitten, drie uur lang. Hij had kennelijk geld nodig om brandstof te kopen. Ondertussen had hij  met niemand contact gelegd om sneller aan brandstof te komen. De druk om het werk snel af te maken was er ook nauwelijks omdat hij tevoren al betaald was voor de opdracht. En hij vond dat hij voor de brandstof nog extra betaald moest krijgen. Ook dit is Afrika. Ik ben benieuwd wanneer en hoe het werk afgemaakt wordt en of dat nog weer extra geld kost. We zullen het niet per ommegaande weten want morgen vertrekken we naar Conakry. Maar niet voordat we afscheid namen van Mama Marja.

.
Sjoerdtje en Lamko hadden de markt in het centrum van Nzérékoré afgeschuimd. Hier de bevindingen van Sjoerdtje. ‘In smalle gangetjes liepen we door een overdekte markt met kleine ongeveer vierkante kraampjes. Stampvol met van alles. Van gesneden rubberbanden (voor het vastmaken van allerlei) tot levende have zoals kippen en vissen. Je kunt het zo gek  niet bedenken. We hebben nog wat spullen ingeslagen voor de reis en voor de kleinkinderen. In de stalletjes liggen hier en daar kinderen en handelaren heerlijk te slapen. Soms gewoon bovenop de spullen. Omdat Vivianne te druk was met allerlei dingen en niet in de gelegenheid was ons terug te brengen, bedacht Lamko een andere manier om ons weer naar school te brengen. We liepen naar het kantoor van de belastinginspecteur, de oom. We werden gastvrij ontvangen en zijn chauffeur bracht ons comfortabel terug naar de school’.

Op de terugweg reden we nog langs een 'Restaurant Hollandais' van een Hollandse dame uit Lemmer. Jammer genoeg was zij er niet, dus van Fries spreken kwam het even niet.


’s Avonds was het nog een drukte van belang, de avond voor vertrek. Van alles inpakken. Van alles regelen. Vooral Gerard en Lamko waren er druk mee. En onze steunen en toeverlaten Vivianne, Jefson, Hélène en Delphine kwamen nog langs voor de laatste verhalen. En de buurkinderen en de man verderop, de gulle gever van de bananen, enz. We hadden het plan komende zondag afscheid te nemen van de kerkgemeenschap, maar dat kan nu helaas niet doorgaan. We willen later op een andere manier nog afscheid nemen.