zaterdag 7 maart 2020

Veel jarigen, woensdag 4 maart 2020

Gelukkig hadden we bij ons vertrek op 3 februari het Nederlands Dagblad van de zaterdag daarvoor meegenomen. Anders hadden we op deze vroege ochtend geen materiaal gehad om slingers te maken. Slingers voor Gerard. Wel niet zo mooi als de oranje en JDF-blauwe  spanbanden die de auto versierden toen Cecile ging verloven in Nzérékoré. Maar wel even creatief, van Sjoerdtje althans. Ze is niet voor niets kleuterjuf (geweest). Poppetjes (Gerardjes) en hoedjes (Parenco-otjes) knippen, zit haar in de genen. Want Gerard is jarig! Hij heeft de bevallige leeftijd van 54 jaar bereikt. Zo, dan weet iedereen dat. En Elodie is jarig. En Jerome is jarig. Dus gelden de hoedjes en de poppetjes, in een andere betekenis (die jezelf mag bedenken), ook voor hen. Een ‘hiep, hiep, hoera’ is op z’n plaats, maar dat merk je later in het verhaal wel. De slinger hing dan wel, maar het was wel even puzzelen geweest om het voor elkaar te krijgen. Ten eerste was mijn schrijfplek ‘boven’ zo gewillig om een stuk touw uit de bouwtroep uit te lenen en ten tweede bleven de hoedjes aan de lijn hangen door een nieuw type lijm, mijn onvolprezen huidzalf. En nu, een dag later, plakken en hangen de versierselen nog steeds.




We zouden vandaag naar (Papa) Patrice, broer van Lamko, om daar Cecile te ontmoeten en een hapje met de familie te eten. Daarvóór of daarná hadden we dan gelegenheid langs het kantoor van Plan International te rijden voor een gesprek en presentatie van de JDFschool. We zouden zelfs nog het ‘echte’ centrum kunnen gaan bezoeken om wat meer idee te krijgen van Conakry aan de Atlantique. Het liep anders. Lamko had geregeld dat Kingboy, een neef van Lamko die in de omgeving van Patrice woont en een bar heeft, als chauffeur zou fungeren. Hij kwam ons ophalen, niet om twaalf uur (wat op zichzelf al laat was, maar vooruit) maar om half twee. En we reden niet naar Patrice, maar naar het huis van Kingboy en maakten daar kennis met de familie. En we bleven daar eten. Wat natuurlijk prima was, maar de gelegenheid om naar Plan Internationaal te gaan, leek al behoorlijk te gaan verdampen. De rijst met de vis smaakte goed, behalve de saus die bij Sjoerdtje en mij bekend staat als een ‘draderig hoopje viezigheid’. We hadden daarmee in Nederland al eens ervaring gehad. Maar Lamko en Gerard kaanden het rustig op. Het eten was gedaan en we bleven zitten, zonder enige aanstalten te maken om naar Patrice te gaan. We bekeken (school)tekeningen van hun zoontje Arture. En ondertussen was het binnen warm, maar ook op het balkon, aangevuld met plasticrook uit de omgeving. Ik zei tegen Sjoerdtje ‘dit trek ik niet’, dus liep ik naar beneden naar de binnenplaats op zoek naar een schaduwrijk hoekje. Of dat een onbewust goed getimed teken is geweest, weet ik niet, maar prompt stond iedereen ook beneden. We gingen ons installeren op het terras vóór de bar van Kingboy en z’n vrouw, aan de straat en in de schaduw. Zo, dat zat heel wat beter, met uitzicht op de meest fantastische, passerende vehikels en wonderen op wielen.
Maar Patrice leek geheel buiten beeld en Lamko zweegstil. Zoals over de diepere bedoeling van deze dag en over het belang van de JDFschool in relatie tot Plan International.
Tegenover ons stond een flat, in aanbouw, met op de begane grond een ‘Guinese Gamma’. Het lijkt zowaar een echte winkel, zonder het stinkende-stalletjes-kraampjes-imago van elders. Ervoor staat een busje met de achterdeur wijd open. Om de halve minuut schuift een man over de stoep met een zak cement op z’n hoofd. Even later loopt hij terug naar de winkel, blootshoofds. Dan volgt een volgende zak. Het lag niet in mijn bedoeling om de zakken te tellen. Even later komt een soort pick-up aanrijden met een opgebouwd ijzeren geraamte. Mannen slepen over een loopplank stapels betonijzer boven op het geraamte. Er ontstaat een ‘ijzeren dak’ dat zowel vóór als achter de auto uitsteekt. Zojuist tevoren was het busje met de cementzakken weggereden, de achterdeur los en allerlei staven betonijzer het busje úítstekend en over het asfalt slepend. ‘Ah’ zei Gerard ‘een handige manier om ze in te korten als je niet over een ijzerzaag beschikt’.


We keuvelden en keken verder én de schaduwlijn kwam gevaarlijk dicht in onze richting. Kingboy haalde wat drinkblikjes uit de bar, naast het wereldwijd bekende cola, een keur aan blikjes met vruchtensappen zoals sinaasappel, ananas, kiwi en zuurzak. Wij focusten ons op de cola omdat we mindere ervaringen hadden gehad met vruchtensappen uit blik. En cola is altijd goed, het prikkelt, is koud en het doodt alle lichamelijke ongerechtigheden mochten die onverhoeds nog zijn achtergebleven.
Lamko praatte honderduit met Kingboy en zweeg-nog-steeds-stil over het bezoek aan Patrice en Plan International. Plotseling stond Cecile voor ons. Zo van: als Mohammed niet naar de berg komt, komt de berg wel naar Mohammed, en dan volgens de christelijke versie. De schoonfamilie schijnt in de buurt te wonen … vandaar. We vertrokken met een witte auto (een andere dan de auto van Kingboy) en een andere chauffeur ergens naar toe. Ik durfde de bestemming niet meer te raden. De bestemming bleek Patrice te zijn, eigenlijk wel ‘jammer’ want nu was de afwijking van het, met ons gedeelde, plan niet totaal. De ommuurde tuin van Patrice was sinds ons bezoek van drieënhalve week geleden nauwelijks veranderd, hooguit wat droger geworden. En wat belangrijk was: Patrice was er en zijn vrouw Madeleine was er. Het was daar heerlijk, in de schaduw van een grote mangoboom, in de wind en bij de mooie gastvrijheid van Patrice en zijn aanstekelijke stem. Twee andere jongens schoven meteen aan. En Madeleine, een zeer spontane en hartelijke vrouw, wat later.


Met de twee jongen hadden Sjoerdtje en ik een gesprek in het Engels over hun studies accountancy en medicijnen en de kleine kans om daarin in Guinee werk te vinden. De ene jongeman, Soko, bleek (als stagiair (?) van de geneeskundige opleiding) gewerkt te hebben op de boot van Mercy Ships in Conakry in 2019. Evenals ongeveer in die tijd ‘onze’ Nico Havinga.
We spreken verder over de stad, hoe de mensen met het milieu omgaan en hoe de openbare infrastructuur functioneert. Ik had een specifieke vraag over het spoorwegnet. Ze kennen wel de spoorlijn(en) in Conakry, maar daar worden alleen bouwmateriaal, mijnbouwstoffen (vooral bauxiet) en andere materialen over vervoerd, zoals naar Kankan in het oosten en vice versa. Het spoorwegnet is naar hun zeggen niet in gebruik voor personenvervoer. Van Lamko begreep ik dat over een klein traject van het spoor in Conakry wel personenvervoer is of geweest is. Overigens passeerden we later op de dag nog een van de spoorlijnen.
De dochter van Lamko en Gerard, Elodie, bleek belangrijk in de gesprekken tussen hen en Patrice en Madeleine. En ze bleek ook belangrijk life voor de telefoon! Elodie heeft namelijk een tijd gewoond bij Madeleine en Patrice, voordat zij evenals Jerome, Cecile en Matthieu naar Nederland kwam.  We zongen samen voor de telefoon uiteraard het ‘lang zullen ze leven‘ en ‘hiep, hiep, hoera’ voor Gerard, Elodie en Jerome!!
De tijd voor Plan International was inmiddels helemaal verdampt … en Lamko bleef stilzwijgen. Maar ze repte wel over een bezoek aan nog een andere broer, namelijk Emile en zijn vrouw Catharine, niet ver hiervandaan. Er moesten teveel mensen in de auto en daarom liepen Cecile, haar vriendin en ik naar het huis van Emile. Meerderen tekenden protest aan; misschien had dat met m’n verse heup te maken. En misschien met gedachten als: gasten gaan met de auto en lopen niet, een blanke man loopt niet met twee zwarte meiden op straat, een blanke moet ‘iets voor zich laten doen’ en niet ‘zelf iets doen’, vergelijkbaar met het dragen van tassen of koffers. Ik weiger daarin mee te gaan en sla een aanbod om de last over te geven dan ook af. Het lopen was een mooi moment om even met Cecile te praten en van gedachten te wisselen.
We kwamen aan bij Emile en Catharine en hun kinderen. Ook heel gastvrije mensen en net als bij Patrice ook onder een mangoboom en in de wind.


Het was een mooie ontmoeting … en het begon te schemeren … en Plan International was inmiddels geheel in het duister opgeslokt. Volgens een of andere vorm van ondoorgrondelijke wijsheid aten we onze avondmaaltijd, bereid door Catharine, niet waar we op dat moment waren, maar bij de bar van Kingboy. Ook goed natuurlijk. We konden daar onze observatie van voorbij rijdende vehikels en wonderen op wielen voortzetten, maar nu bij het schaarse licht van wel of geen koplampen en wel of geen brandende straatlantaarns. Het eten smaakte prima: gestampte agave met vis, komkommer, tomaat en pittige kruiden, afgeblust met Coyah-water. Heerlijk! Inmiddels had ik Guinnessbiertjes en een blikje zuurzaksap gekocht bij Kingboy. Tussen de vissenkoppen en de gestampte agave door had Lamko contact gekregen met een jongeman die zojuist vader was geworden, jawel, vanmiddag om drie uur. Paul en Marie zouden een kraambezoek gebracht hebben als zij niet in Nzérékoré zaten, zo’n 900 kilometer elders. Dus (?) kwam het verzoek aan Gerard en Lamko om even ‘in te vallen’. En dat gebeurde meteen, zowat tijdens de naweeën. Lamko en Gerard kennen de mensen goed omdat zij een jaar geleden getuige waren bij hun huwelijk. De man kwam eerst onze kant op, bij de bar, om ons vervolgens naar zijn huis te gidsen. Zó werkt dat: een tomtom werkt níét, want Conakry kent (nagenoeg) geen straatnamen en huisnummers, dus verzin je wat anders. En dat deed hij. Maar waarschijnlijk had hij de file niet verzonnen waarin we terecht kwamen. We zaten muurvast. En als het verkeer in Conakry muurvast zit dan gaat het alsmaar muurvaster zitten. Want de tweebaansweg wordt opeens een driebaansweg of een vierbaansweg … want iedereen wil verder. En vervolgens zit iedereen elkaar alleen nog maar in de weg. En strepen zijn er niet, ook niet om er als politieagent op te gaan staan en enigszins sturing te geven. Een file in Conakry is met de ramen dicht niet te doen, vanwege hitte en ademnood, en met de ramen open ook niet te doen, vanwege een grote kans op longvergiftiging en gehoorbeschadiging (je weet wel, van die claxonconcerten). Er was maar één conclusie mogelijk: uitstappen en verder lopen, behalve de chauffeur, de pechvogel. De jonge vader zaklampte ons bij op de berm en andere redelijk begaanbare, maar wel oplopende, terreinen en straten. Tot we na tien minuten, vooruit een kwartier, drijfnat van het zweet de poort van zijn woning binnenliepen. En daar zaten ze: een stuk of vijf voor ons onbekenden en de moeder … en daar lag hij, ‘le bébé’, nog zonder naam, want die krijgt hij pas officieel op de achtste dag, op het naamfeest. Maar hij was wel geboren op 4 maart, en dus hadden we vandaag geen drie maar vier jarigen!!!!
De moeder zat erbij alsof het kind een week geleden geboren was, in plaats van zes uur geleden.  Even later liep ze toch de kamer uit. Na diverse fotosessies was het tijd om te vertrekken en zonder file kwamen we bij Mission Kalima aan.




Daarna volgde de meest klamme nacht ooit (30 o), nog versterkt door ontbrekende airco als gevolg van de uitgevallen elektriciteit, badend in het zweet. En ik droomde nat, maar even niet over Plan International.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten