We praten
met z’n vieren over de invulling van de resterende vier dagen in Conakry. Lamko
en Gerard hebben de mogelijkheid om allerlei contacten te leggen maar voor
Sjoerdtje en mij ligt dat heel anders. Voor ons is het meer ‘de tijd in Conakry
uitzitten’ tot we vrijdag naar Nederland vliegen. We moeten er echt enkele
keren op uit trekken of iets om handen hebben. Sjoerdtje spreekt met Marie af
dat ze een klusje of zoiets kan doen. Ik wil met plezier allerlei klusjes doen
in ons gastenverblijf want sommige dingen schreeuwen erom. Maar het enige
gereedschap wat hier ligt, is een versleten schroevendraaier en een stompe
tang. Toen we in Nzérékoré zaten, waren er genoeg activiteiten op en rond de
school, maar hier zitten wij als Nederlanders ‘opgesloten’. We lopen wel wat
rondjes door de buurt, maar dat verveelt al gauw. En bovendien loop je geen
grote einden vanwege het stof, de hitte en de stank. Het heeft ook geen zin om
er met z’n beiden met een taxi op uit te trekken, omdat je de weinige
belangrijke punten nauwelijks kunt vinden en ook haast niet op waarde kunt
schatten. Bovendien hebben we geen tolk bij ons; dat is hier echt wel nodig met
het Guinese steenkolenfrans. Het is hier zó héél anders dan in Europa.
Lamko belt
met Plan International, maar krijgt geen gehoor. Dat wordt vandaag
waarschijnlijk niks. Dus mogen we onze tijd anders doden. Het idee wordt
geopperd om morgen een taxi te huren voor een bezoek aan het centrum van
Conakry. Op de heenreis kunnen we dan aansteken bij het kantoor van Plan
International en ontdekken of we contact kunnen krijgen.
Verder
praten we wat op de galerij, waar zo nu en dan een zacht windje opsteekt voor
enige verkoeling. Een vrouw, met een klein kind, zit achter een, voor ons zeer
ouderwetse, trapnaaimachine en is bezig
met het naaien van een jurk. Dat doet ze kundig en vlug, volgens Sjoerdtje. We
herinneren ons uit de jaren vijftig hetzelfde type naaimachine.
Als de jurk klaar is, pakt ze een strijkijzer om de stof mooi glad te maken. Ze gebruikt een strijkijzer zonder snoer, ofwel zonder 220-prik. Het is een strijkijzer uit grootmoeders tijd met gloeiende kooltjes onder een klapdeksel.
Verder doen we
een scrabble, een tetris of een freecel en schuimen internet af, als er al
internet is. En dat is lang niet altijd het geval. Verder is er altijd wel wat
te schrijven voor de ‘blog’ of ik pak het boek over de ‘Baltische zielen’. Uit
nood pakt Sjoerdtje dat boek ook zo nu en dan. Om de tijd te doden, want ze
leest het boek al voor de derde keer.
Op datzelfde
punt kijken we in een andere richting uit over de vallei, de delta, de
moerassen en in de vage verte de Atlantique*. Op de voorgrond zien we een enorme afvalbult
(hoe kan het ook anders) met daarover en doorheen een bundeltje zwarte,
duimdikke leidingen. Het zijn waterleidingen, althans één daarvan blijkend uit
een koppeltje vogels dat zich te goed doet aan dunne spuitende waterstraaltjes.
Wie weet wat
er onderweg nog meer met de waterleidingen
gebeurt … een vraagteken bij een stabiele volksgezondheid? Dan maar
liever geen centrale waterleiding en wél een eigen waterput met citerne. En …
waarom liggen de waterleidingen niet veilig beschermd in de grond? De reden is
vaak eenvoudig, omdat er een rotsbodem is, omdat bij heftige regenval veel
grond wegspoelt, omdat veilige aanleg duur is, omdat … wie het weet mag het
zeggen.
Aan de
rechterkant een Moskee, aan de linkerkant een vuilnisbelt en verderop aan
weerszijden van de weg enkele lange en hoge muren, met daartussen twee kleine
goaltjes, ongeveer tweeëntwintig in alle opzichten zwarte jongens en een nagenoeg
kapot getrapte bal. Mooi om de jongens fanatiek bezig te zien. Een applausje
van ons was op z’n plaats.
Met een boog
liepen we richting huis en belanden zowaar op een asfaltwegje! Ook een
uitstekende plek om te voetballen, maar nu even niet. Wel een schare kinderen
die op de foto wilde. En er kwamen steeds meer. Sjoerdtje liet hen het
resultaat zien.
Vlakbij huis
sprak Sjoerdtje enkele vrouwen aan om er achter te komen welk meisje haar
geholpen had toen ze onderuit gegleden was.
*) Conakry
ligt met ruim één miljoen inwoners op een smalle landtong in een delta van meerdere riviertjes. Aan beide kanten zie je de delta in de vorm van riviertjes en uitgebreide moerassen. Wonder boven wonder hebben we geen last van allerlei muggen, waarschijnlijk omdat de regentijd nog niet is aangebroken. De stadse strook loopt via een smalle hals uit op een
‘knobbel’, geheel door de Atlantique omgeven. Dat is het kloppend hart van
Conakry met de haven, meerdere ambassades, centrumfuncties, de grote kerk (Cathedrale
Sante Marie), restaurants, hotels, bars, het nationale museum, enz. Vóór de
‘knobbel’ ligt, in de Atlantique, een
sinds lang (?) uitgebluste vulkaan. De restanten van de vulkaankrater verheffen
zich nog juist boven de zeespiegel en vormen samen een van de zeer weinige toeristische
trekpleisters van Guinee. Misschien dat we daar nog een bezoekje brengen,
maar de informatie over een dienstregeling is zo belabberd, dat de kans klein
is om het toeristisch wonder te bezoeken. De verbinding tussen het achterland
en het centrum bestaat uit een snelweg (N1) en een parallelle
dubbelbaansweg. Vlak naast de A1,
halverwege het achterland en het centrum, ligt het vliegveld, met de enige
landingsbaan parallel aan de N1, onze lifeline.
Verder loopt
er nog een spoorlijn die zich iets buiten het centrum splitst in een lijn naar
Kankan in het oosten en naar Fria in het noorden. Op het internet is geen
informatie over de lijn en stations te vinden. Ook is
het lastig om ter plekke enige informatie te krijgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten